Ze kijkt me glimlachend aan als ik haar maillot optrek, constateert rustig: ‘Je kijkt boos, juf.’ Ze wijst op mijn voorhoofd: ‘Je hebt hier een streep.’ Ik kijk in de spiegel, zie een rééks strepen. Helwit beschenen door de nietsverhullende TL. Ik schaterlach en zij met mij. Dan leg ik zo serieus mogelijk uit hoe boos eruitziet. Ik frons, laat mijn wangen hangen en trek mijn mond in de plooi. Ze doet me na. We kijken elkaar met boze ogen en gebalde vuisten aan, grommen zelfs een beetje. Prompt schieten we in de lach. Ik wijs op de strepen die overal op mijn gezicht ontstaan. ‘Lachrimpels! Die komen er omdat ik ouder word.’ Ze ziet meteen het verschil, de schat.