Ik wenk de ober van het eetcafé, vraag de rekening en of ik ook kan pinnen. Dat kan. Hij neemt me mee naar de bar, telt de boel bij elkaar op en noemt een bedrag. Ik versta 156 euro en meen dat negen euro een redelijke fooi is. ‘Doet u maar 165’, zeg ik met een royaal gebaar. Hij is mij zichtbaar zeer dankbaar en overhandigt met een buiging de rekening. Beleefheidshalve besluit ik deze pas buiten te bekijken. Als ik vervolgens in de tram een snelle blik op de rekening werp, zie ik dat het eindbedrag 126 euro is.