1994.
Met Jan van 7, de middelste van mijn drie kinderen, was ik met de trein op weg naat mijn moeder. Zij was ernstig ziek en met 3 kinderen op bezoek gaan was veel te druk.
We hadden het gedichtenboek van Annie M .G. Schmidt meegenomen, ik las voor en om de beurt kozen we een gedichtje.
Bijna op onze bestemming aangekomen, deed ik het boek dicht: ‘Nu zijn we bijna bij Oma.’
In de bomvolle vrijdagmiddagtrein klonk een meerstemmig: ‘Ooh wat jammer!’
Iedereen bleek meegeluisterd te hebben. Het boek ging rond en tot op het station werden nog gedichtjes voorgelezen. Op het station applaudisseerde de hele coupé...