Het huis is stil. Op dinsdag komt de schoonmaakster en ik verwachtte het geluid van de stofzuiger, een emmer met dweil of het gesis van het stoomstrijkijzer. Op de gang zie ik dat mijn slaapkamerdeur dicht is. Dat is gek. Ik voel voorzichtig maar hij blijkt op slot.
‘Lupe, ben je daar?’ Verdorie zeg, wat is dit? Er zal toch niets aan de hand zijn? ‘Lupe, doe open.’ Ik wacht met ingehouden adem en hoor een onbekende mannenstem fluisteren. Mijn hart klopt in mijn keel als de deur open zwaait. En daar zit ze. Halfnaakt op mijn bed. De man glipt voorbij en terwijl ik hem verbouwereerd nakijk zegt Lupe: ‘Niet boos zijn mevrouw. We zijn getrouwd hoor.’