Daar liggen we dan, twee bruggers gevangen tussen onze fietsen. We gingen te snel en raakten van de weg. Helemaal in paniek, want hoe gaan we thuiskomen? Onze fietsen kunnen we echt niet meer gebruiken, die hebben we in de prak gereden. Zelf zijn we ongedeerd, op bevende handen en geschrokken gezichten na. ‘Ik kan mijn oom wel bellen, die heeft een bus!’, klinkt het opeens opgelucht. Even later zien we de grote, zwarte bus de hoek om rijden. We laden de overblijfselen van fietsen in en nemen plaats, samen met een man die ik nog nooit had gezien. Die eerste ontmoeting met mijn toekomstige baas krijg ik maar al te vaak te horen op de werkvloer.