Kortgeleden weduwe geworden, had ze mij en mijn vrouw op theebezoek ontvangen, onze hoogbejaarde, maar montere vriendin. Daarna verlangden we naar de zee, het ruisen van de golven, het getij, de horizon, de zilte lucht, opvliegende vogels. Mijmerend over de eindigheid van het bestaan, de zegeningen van een levenslange liefdesrelatie, maar ook over het afscheid dat ooit komen zal, liepen we langs de vloedlijn tot het verlaten naaktstrand. Er stond een kille wind. We zagen af van zwemmen.
Terug naar huis, stak een jonge vos de duinweg over, bijna argeloos, verbaasd omkijkend naar het ding dat vlak achter hem bewoog. Zijn snuitje was prachtig wit en spits. De oortjes stonden rechtovereind, de vacht glansde in het zonlicht.