Op Utrecht Centraal stap ik uit de trein. Ik voeg mij tussen de mensen die met vertraagde pas dezelfde kant uit bewegen. Dansende ruggen over de volle breedte van de trap. Dan zie ik een vrouw schuin voor mij haar hand uit haar zak halen waarna een ring omlaag valt. De ring belandt op een tree en stuitert nog een tree naar beneden. De man achter haar bukt en pakt hem op. Ik zeg tegen hem: ‘Nu moet je haar wel ten huwelijk vragen.’ Bovenaan in de stationshal haalt de man de vrouw in en geeft haar de ring. Dan draait hij zich om, doet een paar stappen terug en zegt: ‘Ze zei nee.’