Een bonsje bij het achterraam. Ongerust loop ik erheen. Op de zitting van de tuinbank ligt een roodborst. Ogen open, happend naar adem, staart gespreid. Zijn rode borst valt stil als het leven van hem afvalt.
Een tweede roodborst landt bij zijn soortgenoot. Geeft hem een pikje: ‘kom op, dan gaan we weer’. Helaas, geen beweging. Aangedaan loop ik naar buiten en pak het prachtige vogeltje op. Verloren gegaan door iets wat niet was te zien.
Drie dagen later valt mijn blik op het achterraam. Een vlek, een afdruk van een vogel in nood: vleugels hoog gespreid, een kop, een lijf met brede staart om af te remmen. De vlek veeg ik weg, de roodborst vergeet ik niet.