Ik sta in de rij op de Tilburgse kermis. Mijn broertje en ik worden omringd door de luide muziek en het nog luidere geschreeuw. Hij verklaart stoer dat ik ‘sowieso’ ga schreeuwen in de Ghostrider, een snel draaiend breakdance-achtige attractie. Hij zou dat nooit doen, want daar is hij te cool voor.
Het is onze beurt. Een beetje onhandig klimmen mijn broertje en ik in een karretje. De attractie is spannend, maar niet genoeg om te schreeuwen, dacht ik. Totdat ik mijn broertje hoorde. Amper dertig seconden nadat de rit was begonnen, schreeuwde hij de longen uit zijn lijf. Hij vloekte: ‘Waarom moet dit kloteding ook nog over de kop gaan?’ Ik heb nog nooit zo hard gelachen.