Het is de tweede dag na de zomervakantie en we zitten in onze nieuwe samenstelling in de klas. Ergens tijdens het kletsen over onze vakantieavonturen hebben we het over de Olympische en Paralympische spelen, over hoe iedereen zijn of haar eigen talenten heeft. Dat je niet overal goed in hoeft te zijn, maar dat je altijd wel ergens goed in bent of kunt worden en dat ik blij ben met zoveel verschillende kinderen in één klas. We gaan verder over dromen... Ik vertel dat ik best graag betaald voetbal had willen spelen, in een stadion bij een grote club. ‘Nou’, zegt Fons nadenkend, ‘ik ben blij dat dat niet gelukt is. Want anders hadden wij jou niet als juf gehad!’