Terwijl ik door de supermarkt liep, zag ik een jongen van een jaar of vijf met zijn moeder. Hij trok aan haar mouw en wees enthousiast naar een rek vol kleurrijke verpakkingen.
‘Mag ik die snoepjes, mama?’, vroeg hij met een grote glimlach.
Zijn moeder keek streng en zei: ‘Nee, we hebben nog genoeg thuis.’
De jongen zuchtte diep, keek haar even nadenkend aan en zei toen, heel serieus: ‘Maar mama, je kunt nooit te veel snoepjes hebben. Alleen te weinig kasten.’
Een lach ontsnapte me voordat ik verder liep, terwijl de moeder moeite had om haar glimlach te verbergen.
Slimme jongen, dacht ik.