‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’
‘Mijn vrouw is vorig jaar gestorven. Eerst de tweede borst eraf, de eerste was al weg, toen haar linkerarm en haar rechterbeen. Vervolgens haar rechterarm en haar linkerbeen. Kanker hè. Toen wilde ze niet meer en is van driehoog uit het raam naar beneden gehupt. Bij twee hoog kun je er nog van afkomen met gebroken enkels. Maar die had ze niet meer, begrijp je.’
‘Ik ga maar eens. Mijn vrouw wacht met de lunch: gebakken niertjes, hartjes en levertjes. Vers uit het crematorium.’
‘Ik ben ook weg. Ik moet de hond nog ophalen bij de Chinees. Ze zouden er wat moois van maken, lekker knapperig. Heerlijk met Ketjapsaus. Past perfect bij kaalgeschoren poedels.’
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’