Ik zit in bad en bekijk mijn benen. Ze zijn mager. Hier en daar piekt nog een haar. Overblijfselen, monumenten bijna. Omdat het niet goed is voor een mens om lang in bad te zitten sta ik op en pak een handdoek. Op dat moment gaat de deur een klein eindje open. De wind, denk ik nog. Ik doe de badkamerdeur nooit helemaal dicht, ik woon toch alleen. Die gedachte verdwijnt als het hert binnenkomt. Het kijkt me nauwelijks aan, gaat aan de wastafel staan en begint zich te scheren. Dat vind ik goed, omdat ik van mening ben dat je huis, en dus ook je badkamer, altijd open moet staan voor anderen. Bovendien heeft het zijn eigen scheerapparaat meegenomen.