In mijn straat passeerden jarenlang twee honden, een pincherachtige en een middelgrote doedel in zwart-wit, met na 15 meter de vasthoudende, een krom lopende man op sneakers; stipt 7 uur 33 heen en 17 minuten later terug.
Totdat na een dag van afwezigheid nog slechts één snoer, waaraan alleen de pincherachtige; om 8 uur 7 heen en pas na ruim 21 minuten terug.
Elf maanden later kruiste de pincherachtige mijn raam, aangelijnd door een vrouw op paarse laarsjes met panterprint; nooit voor 11 uur heen en na zes minuten al weer terug. Tweehonderdzeventien dagen daarna verscheen de hond niet meer.
Die laarsjes heb ik nog wel eens gezien: in de supermarkt, schuifelend naar de kassa vanwege een blikje Whiskas.