De dag is vroeg nog, fris. Ik fiets over het eiland. Links stroomt de Donau, rechts ligt het struweel. Een neus, een hals, uit de bosjes stapt een ree. Ze kijkt eens rechts, ze kijkt eens links. Haar blik valt op het hoge gras. Een terriƫr staat te snuffelen aan een pol. De hond kijkt op, het hert kijkt weg. Ze aarzelt, een hoef verheft zich van het pad. De hond bedenkt zich, duwt zijn neus wat dieper in het gras. Het hert ontdooit, dribbelt verder, een fractie sneller dan daarvoor. Ik stap weer op, de rivier stroomt rustig door.