Ik zie jullie allemaal voorbij komen, met jullie boodschappentassen, racend naar de volgende afspraak op de elektrische fiets, luisterend naar de klanken uit de dopjes in jullie oren.
Jij loopt langs, scrollend op je nieuwe telefoon. Bijna loop je tegen mij aan, ik trek mijn benen gauw terug. De wereld heeft mij al verpletterd, daar hoeft niet nog een trap bij. Mijn slaapzak trek ik dichter om me heen.
Acht uur later loop je weer langs, met snelle passen, altijd heb je haast, elke dag, net als alle anderen. Ik duw mezelf tegen de muur van de tunnel.
Ik zie jullie allemaal, maar mij zien jullie niet.