Ze zijn samen een dagje op stap, de vier grijze vrouwen op de banken naast mij. Terwijl de trein snelheid maakt, ontspint zich een gesprek over de echtgenoten die met pensioen zijn. Het blijkt geen pretje. De heren verstoren de huishoudelijke routines, vragen voortdurend aandacht, of zitten zich knorrig te vervelen. Na verloop van tijd valt het de vrouwen op dat één van hen zwijgend luistert. Het drietal kijkt haar nieuwsgierig aan: ‘Hoe is dat dan bij jou?’ ‘Ach,’ antwoordt ze gelaten, ‘die van mij, daar heb ik geen last van, die zit altijd op zolder.’