Op de uitvaart van de moeder van een jeugdvriendin spreekt de vriend van de overledene over de dagelijkse gewoontes die hij zal missen nu ze er niet meer is:
‘We maakten overal een spelletje van. Elke avond probeerde ze sneller haar tanden te poetsen en klaar te maken voor bed dan ik. Als het er om spande, rende ze langs me heen en sprong ze in bed. ‘Eerst!’ riep ze dan.’
Hij kijkt naar boven en lacht. ‘Ik weet zeker dat ze nu ook naar beneden kijkt en ‘eerst’ roept.’