Ik lig op de verkoever en wacht tot ik terug naar de afdeling mag. Het duurt lang, de witte muren zijn weinig inspirerend. Een verpleegkundige komt kijken hoe het met me gaat. Ik glimlach als ik haar sokken zie: zwart met felgekleurde ijsjes. Ook de andere verpleegkundigen dragen vrolijke sokken.
De ruimte mag dan saai zijn, het gesprek van de koffiedrinkende verpleegkundigen aan de balie tegenover mij is dat niet. Het gaat van gammele telefoons en vliegvakanties naar persoonlijkheidstypes.
‘Ik ben rood. Iedereen merkt het altijd als ik binnenkom.’
‘Ook al ben ik zelf oranje, ik zou kriegel worden van te veel oranje om me heen.’
‘Elke kleur is goed.’
Niet hun sokken, maar deze mensen zelf zorgen voor kleur.