Ik zit te lezen bovenin een dubbeldekkertrein en heb pas door dat de coupe volstroomt met mensen als de man tegenover mij inschikt voor een verregende vrouw. Onhandig prop ik boeken, koeken en papieren in mijn tas om opzij te kunnen schuiven, maar het gaat langzaam en de mensen lopen al door. Ik blijf dan toch maar zitten, zodat ik niet in het krappe hoekje hoef.
De vrouw lacht naar me met een blik van verstandhouding. Ze heeft gezien dat ik niet moedwillig twee plaatsen bezet houd in een te volle trein.
‘Ze gaan bij de trap staan.’
Ik glimlach terug, denk nog dat we op hetzelfde spoor zitten, maar dan zegt ze: ‘Wel fijn zo, voor je tas.’