Is het vaak strijd om bijvoorbeeld dat ene treintje, vandaag is het delen: ‘Jente, jij mag deze.’ En Jente, bijna woordeloos nog, brengt Linde naar het favoriete speeltje, haar wijsvingertje als padvinder voorop; de vinger waarmee ze alles bereikt, zeker als dat gepaard gaar met een duidelijk ‘éh-éh!.’
Op hun rug liggen de meisjes op de grond uit te blazen van een hardkruipwedstrijd, en Linde pulkt iets van de wang van Jente, waarna ze het grondig bekijkt. Dan verdwijnt het in haar mond. ‘Wat is dat, Linde? Wat heb je in je mond gestopt?’ wil ik weten. ‘Een snotje. Van Jente,’ en ze knabbelt rustig verder.
En zusje? Zij kijkt het aan.
Dát is nog eens delen.