In de brugklaswerkweek bewonen de brugklassers van onze school in groepjes een bungalowhuisje in Friesland. Dat betekent ook: boodschappen doen en samen koken. Elke avond schuift een docent aan om te zien of dit een beetje wil lukken. De jongens bij wie ik kom eten hebben nasi gemaakt. Dat wil zeggen, ze hebben rijst gebakken en er stukjes kip doorheen gedaan. Ik wijs naar de halve krop sla die ook op tafel ligt. ‘De andere helft is voor morgen bij de pannenkoeken?’ Een van de jongens haalt zijn schouders op en zegt: ‘Mijn moeder zei dat we er ook iets groens bij moesten doen.’