Ik neem deel aan de bingoavond van de voetbalclub. De mensen bij wie ik aan tafel zit, ken ik nauwelijks, maar dat belet mij niet met mild aplomb alvast aan te kondigen: ‘Ik win nooit niks’, met veel nadruk op ‘nooit’ en ‘niks’ afzonderlijk. Prompt win ik een prijs. Waarop een van mijn tafelgenoten verontwaardigd roept: ‘En jij zei dat je nooit iets won!’