Mijn blauwe dekbed is alles wat ik over heb van dat zwembad.
Ik was zes en het leek zo makkelijk te testen: de diepte van water en het gewicht van een mens - maar alles lijkt groter als je nog zo klein bent.
Mijn vader dreef beneden en zwaaide hevig met zijn armen en ik smeekte de hemel: ‘Vleugels van de wereld, waar zijn jullie gebleven?’
Ik ben hier om te springen, voor spetters, belevenissen en die zee,
maar mijn angst neemt mijn benen in beslag. Dus daar stond ik. Week, trillend aan de rand tot plotseling een vreemde jongen mijn hand vast pakte en zei:
‘Je hoeft het niet alleen te doen.
Zullen we samen springen?
Durf je dat?’