Ik zit er al enige tijd. In mijn ooghoeken vechten de tranen zich een weg naar buiten, maar ik dwing ze weer naar binnen door mijn lippen stijf op elkaar te persen. De tas op mijn schoot is een schild dat ik strak op zijn plaats houd. Mijn knokkels zijn ondertussen al wit weggetrokken, maar ik laat niet los. Ik laat niéts los. Tot…
De jongen naast me schuifelt ongemakkelijk heen en weer. Bezorgde blikken turen. Een belletje doorbreekt de sereniteit van het moment.
Opgelucht stap ik af. De bus verlucht, ik verlicht. Dankbaar om de sereniteit, volgt de serendipiteit: daarom is aardpeer een vergeten groente!