Ik hik tegen dit ikje aan, omdat er nogal veel te ikken is tegenwoordig.
Laatst bezocht ik een expositie waar in een betrekkelijke kleine ruimte in het Engels ‘Ik denk!’, ‘Ik vind!’, ‘Ik voel!’ werd gereclameerd. Ik luisterde, keek naar de open- en dichtgaande monden, die verschrikkelijke smikkels, en voelde me schuldig in een verstikkende herkenbaarheid.
Op de basisschool hikte ik ook weleens. ‘Adem inhouden en herhalen!’, beval de meester.
Ik en de hik gingen samen naar het meer. De hik ging weg en ik kwam weer.
Tegen cursisten zeg ik altijd om nooit een schrijfsel te beginnen met ‘ik’. Zo belangrijk is die ‘ik’ niet. Maar, ik vertik me in dit ikje en vertik het vervolgens om te herschrijven.