Ik zit in de auto. Terug naar huis van een avond die dankzij wegwerkzaamheden veel te lang heeft mogen duren. Het is donker. De koplampen schijnen over de eerste meters van het te smalle weggetje bovenop de dijk, we zijn helemaal alleen.
We lachen, en blijven lachen over de gebeurtenissen van de avond terwijl wij de vermoeidheid koesteren, en meter voor meter de donkere dijk onthuld wordt door ons licht.
De ramen staan open en de wind schiet door onze haren heen. De frisse bries van de ochtendwind ademen we in, en we blijven lachen over de onvergetelijke herinneringen. Ondanks dat het een avond was om nooit te vergeten, hadden we die gans veel te laat gezien.