Ik fiets ’s nachts op de dijk. ’s Middags lees ik een artikel over de Amerikaanse rivierkreeft. Deze kreeft blijkt invasief te zijn. Het is donker. De gulzige rivierkreeft vreet sloten kaal, geheel uit eigenbelang, onwetend dat ook hij er uiteindelijk onder zal lijden. In de verte zie ik een rode stip. ‘Is dit de vuile Amerikaanse rivierkreeft die onze, nee, mijn natuur systematisch uitroeit?’ De stip wordt een kreeftje. Ik besluit het plat te rijden. ‘Ze zijn invasief’, zeg ik om deze moord te rechtvaardigen. Al snel kan ik zijn lijfje, zijn oogjes, zijn grijpertjes zien. Hij houdt zijn klauwen hoog. Alsof hij aangehouden wordt.
Ik maak een scherpe bocht.
Ik kan het niet.