Zie mezelf hier nou zitten; mijn ogen vol vocht, mijn enkels gekruist rechts over links, een frons op mijn voorhoofd, verdriet dat zich uit in de vorm van zout water dat rolt over mijn wang met mascara gemengd waardoor een lichtgrijze gloed een spoor achterlaat wat zichtbaar maakt wat ik probeer te verbergen. ‘Zonder jou ben ik nergens’ spookt door mijn hoofd terwijl ik hier zit en wel degelijk ben. Kijk mezelf in mijn ogen en ik wil geloven dat ik inderdaad zonder mij nergens ben maar zo voelt het nog niet wat vreemd is omdat ik mezelf in jou zie. Een groot gapend gat tussen verstand en gevoel. De meest pure vorm van liefdesverdriet. Om wie rouw ik echt?