Het prachtig gekleurde, wollen dekentje, met liefde gebreid voor het oudste kleinkind, schuift door naar de dochter die op punt van bevallen staat. Als ik bij haar de babywas strijk, houdt ze de deur van het washok angstvallig dicht en vraagt: ‘Hoe groot was dat dekentje dat jij voor Joep had gebreid?’ Ik voel nattigheid. ‘Nou, ongeveer zo’ overdrijf ik met wijd gestrekte armen. ‘Oh, dat dacht ik al. Het is nu zo.’ Ze houdt een stijf vervilt matje op. ‘Ik dacht dat het van katoen was.’