Ik sta op het perron van station Holland Spoor. Tegenover me – op het andere perron – kijkt een man me aan. Noch hij, noch ik wend mijn blik af. Opeens loopt de man van het perron af, naar de trap. Even later loopt hij voorbij, terwijl hij een steelse blik op me werpt. Hij komt terug en loopt me bijna weer voorbij, maar komt dan naast me staan. Na een ogenblik vraagt hij: ‘Heb je zin om met me mee te gaan?’
In een reflex antwoord ik: ‘Ik heb een vriendin.’
‘O, die merkt daar niks van’, zegt hij.