De herfst is begonnen. Ik kom thuis, na een hele dag school. Ik heb geen huiswerk, dus moet ik bedenken om iets te doen.
Zoekend naar iets om te doen kijk ik om me heen. Mama zegt: ‘Ga eens eten halen.’ Ik pak mijn jas en mijn warme sjaal en vertrek.
Er vallen bladeren van de bomen met een warme kleur. Ik kijk om me heen en ik heb meteen een gezellig herfstgevoel. Ik kom aan in de winkel. Al de versiering voor Halloween hangt al in de rekken. Ik pak het eten en ga weer weg. Blij roep ik nog tegen de kassier: ‘Doei, en nog een fijne herfstdag!’