Voor de wedstrijd keek ik naar mijn teamgenoten. Ze leken zo zelfverzekerd terwijl ik nerveus op het veld stond. Mijn hart bonsde; ik was bang om te falen. De scheidsrechter floot en we gingen van start.
In het begin voelde ik me verloren, maar toen de bal mijn kant opkwam, gebeurde er iets. Mijn angst verdween en ik raakte de bal met een perfecte pass. Een sprankje zelfvertrouwen ontstond. Het publiek juichte toen ik de bal naar het doel dribbelde en met een schot de keeper voorbij ging.
Ik kon het! Na de wedstrijd kwamen mijn teamgenoten naar me toe. ‘Mooi gedaan!’ zeiden ze.
Ik glimlachte, trots dat ik mijn angst had overwonnen en had laten zien wat ik kon.