Op een dag ging ik wandelen in het bos, gewoon om mijn hoofd leeg te maken. Het had de avond ervoor geregend, dus de grond was modderig en glad. Terwijl ik door een smal paadje liep, gleed ik uit en belandde met een flinke plons in een plas. Nadat ik eerst even om me heen keek, hopend dat niemand het had gezien, hoorde ik opeens gelach. Een klein meisje met een regenjas en laarzen kwam voorbijgelopen met haar moeder. Ze keek me aan, giechelde en zei: ‘Dat is leuk, hè? Dat doe ik ook altijd!’ Ik moest zo hard lachen dat de modder er ineens niet meer toe deed.