Mijn moeder woont al decennia in hartje Pijp, Amsterdam. Ze is nu dement en komt niet meer buiten. Ik ben toevallig bij haar als de deurbel snerpt.
Ze stiefelt naar de deur. Ik vang een glimp op van de aanbeller: een jongetje van een jaar of erf, multiculturele afkomst, gezeten op een fatbike-achtig fietsje.
‘Hey buurvrouw, hoe gaat het met u?’ zegt hij, ‘Ik heb u al zó lang niet gezien.’
Ze maken even een praatje. Tot slot zegt hij ‘Goed dat ik u weer even zag.’ Als ze de keuken weer in komt zegt ze: ‘Dat was de buurjongen van twee deuren verder, zo’n aardige jongen.’
Ik kijk naar buiten en zie dat de zon is gaan schijnen.