Vroeg in de ochtend word ik wakker van gestommel. Tot mijn schrik tref ik een naakte, behaarde man in de woonkeuken aan, die ook geschrokken is van mij, een dekentje van de bank grist en deze voor zijn geslachtsdeel houdt. Hij snelt naar de voordeur, daar aangekomen kijkt hij even om. ‘Geef me in ieder geval mijn dekentje terug!’, roep ik. Hij reikt me het dekentje aan, om daarna poedelnaakt te verdwijnen.
‘Hoi. Ik ben je nieuwe onderbuurman en heb een fors slaapwandelprobleem’ lees ik op de ansichtkaart die ik later die ochtend in de gemeenschappelijke gang aantref. Het dekentje toch maar even gewassen en de deur van mijn appartement vanaf die nacht keurig op slot.