Oma kon als geen ander grappige jeugdherinneringen ophalen. ‘Ooh, zulk lachen!’ zei ze dan, terwijl tranen van plezier van haar gezicht rolden.
Wanneer ik op bezoek kwam speelden we quatre-mains. ‘Zodra ik er niet meer ben, gaat de piano naar jou.’
Ik was dol op het het kleine bronzen katje dat altijd op de pianoklep stond. Mijn teleurstelling was dan ook groot toen dit katje op een dag verdwenen was.
Wanneer ik op bezoek kwam speelden we quatre-mains. ‘Zodra ik er niet meer ben, gaat de piano naar jou.’
Ik was dol op het het kleine bronzen katje dat altijd op de pianoklep stond. Mijn teleurstelling was dan ook groot toen dit katje op een dag verdwenen was.
Vijftien jaar later wordt oma’s piano mijn appartement in getakeld. Bij de landing op de vloer valt er iets met een plof uit de klankkast. Het bronzen katje kijkt me vrolijk aan.
‘Ooh, zulk lachen’ zeg ik tegen de verhuizer, terwijl ik een traan van mijn gezicht veeg.