Mijn oude vader stond stil op de stoep, om naar de ganzen te kijken die voorbij trokken. Ze maakten hun weemoedige geluid en hij dacht: waar gaan ze heen, zullen ze…
‘Och kom maar meneer, ik help u wel!’ hoorde hij een meisjesstem naast zich. Voordat hij het goed en wel in de gaten had, stond hij aan de overkant. Het meisje liet zijn arm los en zei: ‘Zo redt u het verder wel, toch?’
Hij knikte en glimlachte naar haar. ‘Dank je wel, hoor. Erg aardig van je.’
Toen ze ver genoeg weg was, draaide hij zich om en stak nogmaals de straat over.
Hij hoefde helemaal niet naar de overkant.