Mijn vader hecht weinig aan bezit. Hij hoeft ook nooit iets voor zijn verjaardag. ‘Geef maar een rode sportwagen,’ zei hij altijd. Als gepensioneerd weduwnaar met een depressie dacht hij op een wat betere dag: Waarom laat ik die droom eigenlijk niet uitkomen? Niet lang daarna had hij zijn rode sportwagen: een oer-Hollandse Donkervoort. Die tot zijn genoegen veel bewonderende blikken trok. Hetzelfde gold voor de Donkervoort die hij op een dag in de showroom van een garagebedrijf zag. De aanwezige verkoper nam de shabby verschijning van mijn vader op en zei: ‘Ja, een Donkervoort. Die zou u zeker wel willen hebben?’ Waarop mijn vader met nauw verholen tromf de woorden sprak: ‘Nee hoor, ik heb er al een.’