In de graaibakken vind ik niet wat ik zoek. Ik vraag een winkelmedewerker: 'Waar kan ik de plaids uit de folder vinden?' Hij kijkt me niet-begrijpend aan: ‘De bleeds?’ Zo goed mogelijk articulerend zeg ik nog eens: ‘De plaids’. Hij loopt naar het magazijn en roept: ‘Abdul, waar zitten de bleeds?’ Uit de diepte bromt Abduls stem: ‘Bij de non-food’. Ik zeg dat ik ze daar niet kan vinden. De medewerker loopt met mij mee naar de non-foodafdeling en vraagt een collega: ‘Waar zitten de bleeds?’ Zij kijkt ons beurtelings vragend aan. Ik verduidelijk: ‘De plaids uit de folder…de fleecedekens.’ Dan klaart het gezicht van de winkelmedewerker op: ‘Oh, de kleeds!’