Onze zoon (8) zit sinds zijn vierde op voetbal. Het gaat hem goed af en al snel komt hij in het eerste team. Apetrots natuurlijk, maar belangrijker nog: dan zit hij bij zijn vrienden. Vandaag hadden ze een toernooi bij een andere voetbalclub. Opgetogen komt hij thuis. Blauwe lippen, druipend haar, doorweekt shirt. Hij glundert. ‘Het was zó leuk, we hebben een watergevecht gehouden met onze bidons.’ Hij gooit zijn tas in de bijkeuken, peutert bibberend zijn veters los. ‘En we hebben ook nog een raketje gekregen.’ ‘Bofkont,’ zeg ik. ‘Dat klinkt als een topdag. En hoe ging het met voetbal?’ ‘Heel goed! Er waren zes teams en we zaten nèt niet bij de top 5.’