Op weg naar een afspraak fiets ik in gedachten, door de stegen van de binnenstad. Het is fris en druilerig weer.
Voor me uit zie ik een man staan. Dichterbij komend werp ik een blik op hem; te korte broek, vuil jackje, een sjekkie in zijn mondhoek en niet geschoren.
Als ik voorbij rijd roept hij ineens gejaagd: ‘Mijnheer, mijnheer…’
Iets dwingt me af te remmen en om te keren.
Ik fiets terug en vlak voor hem stop ik: ‘Ja, wat is er?’
Hij kijkt me even aan en zegt dan: ‘Mijnheer, u laat uw aandacht slingeren.’
Ik kijk hem verwonderd aan.
‘Oh… dank u, ik zal er op letten.’