De roodharige stewardess heeft net twee mensen afgeblaft. Haar meest recente slachtoffer draait zich verweesd om. De tranen staan haar in de ogen. Ik staar het gangpad in. ‘Ik zit op de trein’, herhaal ik voor de zoveelste keer in mijn hoofd wanneer we van de grond loskomen. Mijn maag blijft ergens op het tarmac hangen, maar ik geef geen krimp. De angst voor de Tsjechische stewardess overtreft mijn vliegangst. Wanneer ik bij het afstappen op onvaste benen langs haar dunne lichaam glip, werp ik haar nog snel een gemeende glimlach toe. Zelfs haar ‘have a nice day’ klinkt als een verwensing. Nooit zal ze weten hoe dankbaar ik haar ben.