Tussen de spullen die ik van mijn vader heb geërfd, vind ik een brief uit 1942, die aan hem was gericht. De brief kwam uit België; mijn vader woonde toen in Den Bosch.
Ik kijk naar de enveloppe en zie een stempel met een hakenkruis, plus een stempel van het Oberkommando der Wehrmacht. Met een apart stempel is het woord Geöffnet op de enveloppe gezet.
Met de hand geschreven staat er achterop de enveloppe: Ein und Ausreisestelle Amsterdam. Van de controle werd dus duidelijk werk gemaakt.
Niets mocht immers aan de aandacht van de ijverige bureaucraten ontsnappen, zeker niet een brief aan een vijfentwintigjarige jongeman over een universitaire studie.
Voor mij maakt de brief tastbaar wat verlies van vrijheid betekent.