Ik wil boodschappen doen en zoek mijn portemonnee. Hij is gemaakt van kurk, ooit gekocht tijdens een vakantie in Portugal. Ik zoek in mijn handtas, rugzak, strandtas en boodschappentas. Waar heb ik hem toch gelaten? Ik loop alle plekken af waar ik hem neergelegd zou kunnen hebben. De tafel in de woonkamer, het dressoir, de keuken, de bijkeuken. Nergens.
Ik leen het pasje van mijn partner en ga boodschappen doen. Als ik terugkom, zwaait ze met mijn portemonnee: ‘Gevonden.’
Ik kijk haar blij en verbaasd aan. ‘Waar dan?’
‘De buurvrouw kwam hem brengen. Ze zag een meeuw en dacht dat hij brood in zijn bek had. Toen ze hem wegjoeg liet hij wat vallen: jouw portemonnee.’