Ze liet haar boodschappenlijstje vallen. Ik raapte het op voor haar. Ze bedankte me maar hoefde het niet terug, ze was al op weg naar de kassa en ze had ontzettende haast hoorde ik haar zeggen.
Dus stak ik het papiertje – ik gooi nooit iets van me af, dat zit er diep in – in mijn jaszak. Thuis onderwierp ik het vanuit een aangeboren voyeuristische belangstelling aan een vluchtig onderzoekje. Ze bleek een gestructureerde mevrouw, ze had alles keurig afgevinkt. Eén post stond nog open: ‘Waxinelichtjes, vanavond branden voor T.’
Mocht ze die in alle haast vergeten zijn: Ik heb ook waxinelichtjes.
Eentje brandt er nu. Voor T.