‘Hoe oud bent u?’ vraag ik.
‘Raad maar.’ Ze staat kaarsrecht, heft haar kin uitdagend.
‘Eind zestig?’ Ik flatteer, ik schat haar begin zeventig.
‘Negenentachtig!’
Mijn mond zakt open. ‘Hoe…?’
‘Ik sport, heb altijd gesport, hockey voornamelijk, en doe het nog steeds. Ik sta in het doel van de seniorenclub. Maar helaas ik moet gaan stoppen.’
‘Nu pas? Dat is toch… geweldig! Als het u zo jong houdt, waarom stopt u dan?’
‘Er is bijna niemand meer van de dames over.’
‘Gestopt net als u?’
‘Nee, dood.’