Vroeger was in Nederland het katjang pedis-nootje niet zo bekend. Een notenkraam op het Zuidplein in Rotterdam verkocht dit pittige nootje wel. Bij de kraam vraag ik een half pondje katjang pedis. De vrouw denkt na: ‘Die verkoop ik niet’, zegt ze. ‘O’, zeg ik, ‘U heeft niet die pinda’s in een pittig jasje? Katjang pedis?’ ‘Nee hoor’, zegt ze, ‘echt niet!’ Ik twijfel, ik zeg het toch goed? Ik bekijk de toonbank en ontdek de bak met het bewuste nootje. ‘Kijk’, zeg ik haar, ‘hier staan ze.’ Ze kijkt mee en leest het naambordje. ‘O, katjang peeeeeedis, nu weet ik wat u bedoelt.’ Het is maar nét hoe je de klemtoon legt, denk ik lachend.