Ik lig in het logeerbed bij neef Bram, mijn dekbed stevig vasthoudend, met in mijn hand geklemd mijn mobiel. Voor het raam een te korte luxaflex, waar een kogelregen onderdoor komt.

Tussen raam en bed ligt een man op de grond, aan de andere kant ligt nicht Suzanne.

Ze beschermen me tegen twee kleuters in ruimtepak die mij steeds bespugen. Eén probeert mijn telefoon af te pakken, de ander scheurt het dekbed stuk en duwt een injectienaald tussen mijn tenen. Ik gil.

Mijn man schudt me wakker. Het gips om mijn hand knelt. Aan mijn voet hangt een stervende bij.